Fabricant
Jheronimus BoschPériode et datation
16de eeuw 15de eeuwHet rechterluik stelt de hel voor als een afgesloten en versterkt domein met een toegangspoort. De voorgrond vertoont de weg die naar de hel leidt. Poel, waaruit mensen worden gehengeld door een duivel met zakmuts, anderen verslonden door een dier half vogel, half vis; ledematen liggen op de oever. Ossegespan met ketelwagen, de drijver, ongekleed en gezeten op de trekos houdt een kelk, een zwaard en aan een lange stok over de schouder, een doek en een keteltje; op zijn helm zit een haan; op een platte wagen, in een ketel, een monnik en een non; piekeniers en een naakte vaandrig volgen de wagen; gevleugelde monsters, één met een spatelbek en beiden grappig uitgedost, kijken toe. Hellepoort, als torengebouw met doorgangspoort; boven op de toren wordt de galg in gereedheid gebracht; scherprechters, een rad op een staak en twee veroordeelden; aan de voet van de toren houdt een grijsaard zittend de wacht bij een houtvuurtje en naast een kruis waarop een slang. Omheiningsmuur, deze wordt door krijgertjes met behulp van ladders, haken en ander tuig verdedigd tegen het uitbreken van een groep gevangenen. Hel, een verschroeid landschap met een vlammende burcht; veroordeelden dolen rond; enkelen lenen zich tot een gek steekspel. De keerzijde van het luik vertoont de resten van een Doornenkroning, die in het midden op de twee vlakke stijlen van de lijst op het andere luik doorloopt.