Inscriptions
opschrift
(over de gehele voorstelling): De wolf en het lam (-) N° 298 (-) Le Loup et l’Agnau (-) 1. - De sterksten hebben meest gelijk : / Dees fabel is hiervan een blijk. - / Een dorstig lam had zich begeven, / En stond te drinken op den zoom / La raison du plus fort est toujours la meilleure : / Nous l’allons montrer tout à l’heure. / Un agneau se désaltérait (-) 2. - Van eenen hellen waterstroom. / Een wolf, door honger aangedreven, / Kwam op dezelfde plaats heel gretig, en, verwoed, / Liet zijne grove stem dus hooren : / Dans le courant d’une onde pure. / Un loup survint à jeun qui cherchait aventure, / Et que la faim à ces lieux attirait. (-) 3. - Hoe! Hebt gij ’t hert nog en den moed / Van mij hier weer te komen storen! / Qui se rand si hardi de troubler mon breuvage? / Dit cet animal plein de rage: / Tu seras châtié de ta témérité. (-) 4. - Gij maakt mijn water vuil ; ga weg! Waarop het lam / Ootmoedig zei : Heer wolf, ik bid u, word niet gram; / - Sire, repond l’agneau, que votre majesté / Ne se mette pas en colère, / Mais plutôt qu’elle considère (-) 5. - Zij toch zoo goed van te overwegen / Dat ik hier lager sta tien passen of nog meer, / Que je me suis désaltérant / Dans le courant, / Plus de vingt pas au-dessous d’elle, (-) 6. - En dus niet roeren kan het water van mijnheer. / Gij roert het, sprak de wolf hiertegen. / Et que par conséquent, en aucune façon / Je ne puis troubler sa boisson. / Tu la troubles! Reprit cette bête cruelle ; (-) 7. - Ik weet dat gij mij hebt gelasterd vóór een jaar. / - Hoe is dit mogelijk! Ik was toen niet geboren. / Ik zuig nog, zij ’t lam. De wolf hierop vol toren, / Et je sais que de moi tu médis l’an passé. / - Comment l’aurais-je fait, si je n’étais pas né? / Reprit l’agneau ; je tette encore ma mère. (-) 8. - Schreeuwt luid: dan was ’t uw broer of vaar. / - Ik hadde toen noch d’een noch d’ander. / - Dan was ’t uw neef; zwijg stil, want gij zijt met elkander / Si ce n’est toi, c’est donc ton frère. / Je n’en ai point. - C’est donc quelqu’un des tiens, (-) 9. - Maar schelmen ondereen, uw meester en uw hond ; / Gij kwelt en plaagt mij elken stond. / Men heeft het mij gezegd ; ‘k wil mij daarover wreken. / Car vous ne m’épargnez guère, / Vous, vos bergers et vos chiens. / On me l’a dit : il faut que je me venge. (-) 10. - Hiermee pakt gij ’t lam bij zijnen kop, / En, zonder verder nog van je of neen te spreken, / Loopt boschwaarts in, en vreet het op. / La-dessus au fond des forêts / Le loup l’emporte, et puis le mange, / Sans autre forme de proces. (-) Alle rechten voorbehouden. (-) Tous droits réservés.
opschrift
(centraal onderaan): NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP BREPOLS, TURNHOUT.