De voorstelling toont een scène in een agrarisch landschap, met in de achtergrond wat lijkt op een stenen gebouw of een klein kasteel. Links op de achtergrond zien we twee figuren, wandelend met een hond. De hoofdfiguren in de voorgrond bestaan uit een man en een vrouw die gekleed zijn in kleding die wijst op de hogere klasse van die periode, zoals de pofmouwen en het gebruik van ruches of halskragen. De staande figuur draagt een mandoline of luit en lijkt een lied of gedicht voor te dragen, wat wijst op een moment van muzikaal entertainment of hofmakerij. Zijn pose en expressie zijn dramatisch, misschien om zijn voordracht kracht bij te zetten. De zittende figuur luistert aandachtig, met een enigszins achteroverhellende houding die reflectie of ontspanning impliceert. Zij heeft een boek of schrift in haar handen. Is getekend naar een werk van Brueghel.

Details

Identification

Linked open data