Portret van een dame, tot aan het middel, in lichte driekwartswending naar rechts. De handen zijn over elkaar gekruist. Met haar rechterarm leunt zij op een sokkel. Over haar jurk, is over haar rechterschouder, een losse pélérine geslagen. Om haar hals draagt zij een zwart befje met een strik. Haar mouwen zijn met grote witte kanten manchetten afgezet. De kedij en de strak naar achteren gekamde haren wijzen op een datering omstreeks 1770. Wellicht vormde dit een pendant met een verloren gegaan portret van de echtgenoot van de dame. Ook het “Portet van een meisje” (0000.GRO1454.I) moet met die twee portretten een groep gevormd hebben.