Dit portret werd bij de schenking aan de stad Brugge in 1833 beschreven als ‘le portrait de Mr. Rameau, beau-père de Mr. Suvée, peint par ce dernier’. Uit de huwelijksakte van Joseph-Benoît Suvée en Charlotte-Louise Rameau, 23 mei 1780, blijkt dat de vader van de bruid, Jean Rameau, aan de Place du Carroussel in Parijs woonde en werkte als juwelier en zilversmid. Hier wordt hij met geconcentreerde blik en gespannen lippen afgebeeld achter zijn werktafel terwijl hij een tekenstift in de hand houdt. Op het bureau in Lodewijk XVI-stijl ligt een boek en iets verder zien we een beeldje met drie gedrapeerde schikgodinnen. In 1793 werd dit portret in Parijs tentoongesteld. Suvée woonde toen in een appartement met atelier bij de Porte de la colonnade in het Louvre. Intussen was hij ook benoemd tot directeur van de Académie de France in Rome wat de afgunstige Jacques-Louis David deed uitroepen: ‘Ma prédilection s’accomplit. Qui nommèrent-ils? Qui? Devinez… Suvée, l’horrible aristocrate Suvée, l’ignare Suvée.’ Door tussenkomst van David werd deze benoeming trouwens ongedaan gemaakt zodat Suvée zijn ambt in Rome pas effectief kon bekleden in 1801.