Door het opschrift rechtsonder kan met zekerheid uitgemaakt worden dat de Brugse landschap- en dierenschilder Jan Frans Legillon is voorgesteld en dat de pasteltekening ontstaan is in 1772. Op dat ogenblik bevond Legillon zich in Rome en onderhield er vriendschappelijke banden met zijn vier jaar jongere stadsgenoot Joseph-Benoît Suvée. Toen hij zich na vele buitenlandse reizen uiteindelijk in Parijs vestigde, werd hij vanaf 1789 opgenomen in de eerbiedwaardige Académie royale de Peinture en kreeg hij de kans om niet minder dan zes schilderijen in het Louvre tentoon te stellen. Na zijn overlijden zorgde Suvée ervoor dat zijn schilderijen, tekeningen en schetsen aan zijn familie in Brugge werden teruggestuurd. Traditioneel wordt aangenomen dat Legillon dit portret zelf geschilderd heeft; deze toeschrijving wordt enigszins bevestigd door het feit dat in de inscriptie hetzelfde lettertype te herkennen is als in de handtekening van andere schilderijen die door Legillon geschilderd zijn.