Vervaardiger
Gustave van de WoestynePeriode en datering
20ste eeuwHet Laatste Avondmaal is één van de populairste thema’s in de westerse kunstgeschiedenis. Gustave Van de Woestyne kiest begin 20e eeuw resoluut voor een vernieuwende, moderne vormentaal. Jezus en zijn apostelen hebben verwrongen houdingen, expressieve koppen en karikaturaal grote handen. Ze zitten beklemmend dicht bij elkaar in een veel te kleine ruimte. Opvallend detail: Van de Woestyne beeldt zichzelf af als apostel (de derde van links). Niet alleen het indrukwekkende formaat, ook de dun aangebrachte verf herinnert aan de frescotechniek.
TOPSTUK
Gustave Van de Woestyne zei zelf dat het godsdienstige gevoel diep in hem vergroeid was. Zijn geloofsijver zette hem in 1905 zelfs aan om de stap te wagen naar de benedictijnenorde in Leuven. Het kloosterleven bleek na amper vier weken echter een te zware opgave te zijn. Maar zijn leven lang koesterde hij een voorliefde voor het godsdienstige thema. Dit bereikte tijdens de jaren 1920 en 1930 een dramatisch geladen hoogtepunt met het monumentale Laatste Avondmaal als belangrijkste voorbeeld.
Het werk ontstond tegen de achtergrond van het katholieke réveil en de daarmee gepaard gaande modernisering van de religieuze kunst. Zoals blijkt uit een brief aan Jacob de Graaff, Nederlands kunstverzamelaar en mecenas, was Van de Woestyne hier ontvankelijk voor: ‘Weg met die gesuikerde, lamme, brave godsdienstige kunst!! We hebben er genoeg van, en onze katholieke kerk zit reeds genoeg opgepropt met allerlei van die flauwe zaakjes. […] Ik ben niet gesticht of aangedaan als ik in onze kerken binnenga en er de moderne versierselen, beelden of schilderijen bekijk, wel integendeel want ik heb lust te vloeken’.
Zijn tijdgenoten hadden het vaak moeilijk met zijn onorthodoxe religieuze kunst die door sommigen als blasfemisch werd beschouwd. Gelukkig vond hij steun bij David en Alice van Buuren, Brusselse kunstverzamelaars die veel van zijn werken aankochten en in 1927 een reis naar Firenze sponsorden waardoor hij met zijn leerlingen van de Mechelse academie de frescokunst kon bestuderen. Dit doek vormt de neerslag van zijn interesse in de frescoschilderkunst en zijn zoektocht naar een moderne religieuze kunst.