Vervaardiger
Joseph Benoît SuvéePeriode en datering
18de eeuwDe geportretteerde kende een succesvolle carrière aan de Brugse academie. Nadat hij er lessen gevolgd had bij Matthias De Visch werd hij achtereenvolgens primus van de figuurklassen (1741) en primus van de architectuurklassen (1743). In 1748 en 1749 verbleef hij in Parijs en Valenciennes. Na zijn terugkeer in Brugge werd hij benoemd tot ‘professeur-adjoint’ van de architectuurklassen. In 1755 volgde hij Jan Anton Garemijn op als ‘hoofdprofessor’. Gedurende 52 jaar heeft hij als leraar architectuur en directeur van de Brugse academie een grote invloed uitgeoefend op alle kunstschilders en architecten die er studeerden. Waarschijnlijk heeft Paul Jozef De Cock zelf opdracht gegeven voor dit schilderij en heeft hij er van bij het begin aan gedacht dat dit portret in de galerij van de academie ooit een pendant zou vormen met dit van zijn gewaardeerde stadsgenoot Joseph-Benoît Suvée. Het portret van De Cock stemt inderdaad qua vorm en afmetingen nagenoeg volledig overeen met dit van Suvée. Beiden zijn in driekwart wending weergegeven terwijl ze de toeschouwer aankijken.