Fabricant
Paul Josef de CockPériode et datation
18de eeuwIn 1764 geeft burggraaf Pierre-François-Vincent De Vooght aan architect en kunstschilder Paul Josef de Cock de opdracht voor dit doek. Het schilderij met een allegorische voorstelling is als versiering bestemd voor de rederijkerskamer van de Heilige Geest die in de Poortersloge te Brugge gevestigd is. Het monumentale doek wordt gedomineerd door de voorstelling van de Griekse god Apollo die - vergezeld door enkele naakte putti - in de wolkenhemel verschijnt met een lauwerkrans in zijn rechterhand en een lier in de andere hand. Apollo is als god van muziek en de kunsten de leider van de negen muzen. De muzen zijn de beschermgodinnen van de kunst, zang en dans. Met de lauwerkrans wil Apollo de twee muzen onderaan kronen. Euterpe, wat ‘de verblijdende’ betekent, is de muze van het fluitspel. Haar attributen zijn de aulos, dit is een blaasinstrument - een schalmei met twee pijpen - uit de Griekse oudheid, en de dubbele fluit. Melpomene betekent 'koor' of 'zingende', en ze is de muze van de tragedie. Haar attributen zijn het tragedie-masker, de dolk en toneelsandalen.