Het centraal motief is een ruiterstandbeeld, waarin traditioneel de trekken van keizer Karel VI werden herkend, ongetwijfeld op grond van het jaartal 1730, dat is aangebracht in een cartouche in de lijst. Die lijst is echter niet de oorspronkelijke, aangezien de personages en de inhoud van de compositie eerder in de late 17de eeuw te dateren zijn. De ruiter draagt een harnas met een kleine platte golilla en de ordetekens van het Gulden Vlies; zijn halflang haar, snor en sik doen vermoeden dat het hier om koning Filips IV gaat. Op de voorgrond staan vier vrouwelijke personificaties met wapenschilden. Volgens A. Vandewalle verzinnebeelden zij de Staten van Vlaanderen, als initiatiefnemers van de havenwerken waarvan een groot plan wordt ontrold door een vijfde vrouw die vlak achter het standbeeld staat.