God de Vader, met tiara op het hoofd, toont Christus, de Zoon, die ostentatief zijn wonden laat zien. Boven beiden zweeft de Heilige Geest, in de gedaante van een duif. De hier gevolgde iconografie heeft een oude traditie: uiteindelijk gaat ze terug op Dürers gelijknamige prent uit 1511, die op haar beurt weer vroegere Oud-Nederlandse prototypes reflecteert. Het schilderij werd in het verleden begeschreven als achtereenvolgens een werk van Gerard Seghers, een kopie naar Rubens, van de hand van Nicolaas de Liemaeker, in verband te brengen met Abraham Janssens, en toe te schrijven aan Joos de Momper. De recentste toeschrijving toont aan dat het uit het atelier van de Antwerpse schilder Artus Wolffort zou afkomstig zijn. Dit baseert voornamelijk op de karakteristieke gelaatstypering. Van deze compositie bestaan verschillende versies.