Dit portret van de Bruggeling Rogerius De Jonghe is gemaakt nadat hij op 97-jarige leeftijd was overleden in het klooster van de Zwart Zusters. De geestelijke was in 1506 ingetreden in het Brugse Augustijnerklooster en vervulde daarna vele belangrijke functies. Zo werd hij doctor in de theologie in Parijs, werd hij provinciaal van de Keulse Augustijnerprovincie, vertegenwoordigde hij de Leuvense universiteit op het concilie van Trente en was hij prior van het Augustijnerklooster te Brugge. In 1578 werd hij, oud en blind, naar aanleiding van de godsdiensttroebelen uit het klooster verdreven. Hij werd toen biechtvader in het klooster van de Zwart Zusters, alwaar hij een jaar later overleed. Het schilderij is daar gebleven tot het in 1966 door de Brugse Musea werd aangekocht. Naast dit werk is er nog een Portret uit de omgeving van Pieter Pourbus in de collectie van het Groeningemuseum dat volgens overleveringen Rogerius De Jonghe uitbeeldt.